Sama Sama

De mensen die mij volgen op Instagram zullen het inmiddels wel doorhebben: Tetebatu op Lombok is een van mijn favoriete plekken in Indonesië. Gelegen in de jungle, met verstopte rijstvelden en watervallen heeft dit dorpje veel indruk op me gemaakt. Niet alleen vanwege de omgeving, maar ook vanwege de mensen. De locals lachten stuk voor stuk naar me, als ik achterop bij mijn vaste gids Jusi door het dorp scooterde. En de kinderen riepen uitgelaten ‘hello mister!’. Wat Tetebatu ook bijzonder maakte, was mijn verblijf. Ik had een eigen bamboehutje bij Sama Sama, wat zoveel betekent als ‘graag gedaan’. Bij Sama Sama voelde ik me meteen thuis, of dat nou kwam door de fantastische ligging, de ontvangst van het personeel met ‘welcome home’ of mijn schattige hutje met hangmat, dat weet ik niet, maar dat het na een week moeilijk was om er weg te gaan, dat weet ik wel.

Tetebatu was niet mijn eerste stop in Lombok. Vanaf Nusa Penida vertrok ik samen met de Nederlandse Marcus naar Gili Air. Op Gili Air zijn geen auto’s en scooters. Je kunt gemakkelijk je weg te voet vinden, maar anders kun je een fiets huren of gebruik maken van paard en wagen. Gezien Gili Air als chill eiland bekend staat, heb ik dat er ook vooral gedaan, chillen. En een beetje gewerkt en gesnorkeld. Had ik tijdens het snorkelen al een ontmoeting met een zeeschildpad (eindelijk!), tijdens mijn duikdagje kon ik mijn geluk niet op. We gingen onder andere naar de duikspot Turtle City, en die naam deed de plek absoluut eer aan. Verder gespot: een babyhaai en zeepaardjes.

Na Gili Air was het wel degelijk tijd voor Tetebatu. Waar ik in de autorit van de haven naar Tetebatu enorm van schrok, was de hoeveelheid plastic langs de kant van de weg. Dat was ik inmiddels wel een beetje gewend, want ook op Java en Bali vind je overal plastic, maar Lombok spant absoluut de kroon. Maar wat opviel, was dat er in Tetebatu vrijwel geen plastic lag. Andy, de eigenaar van Sama Sama, vertelde me dat er in Tetebatu meer educatie is rondom plastic. Kinderen wordt gevraagd plastic te verzamelen, om er nieuwe dingen van te maken. Ook wordt het dorp goed netjes gehouden. Dit draagt echt absoluut bij aan mijn liefde voor Tetebatu, want op latere trips in Lombok zou nog blijken hoe moeilijk ik van een plek kan genieten als er overal plastic om me heen ligt.

Eerst Sama Sama. Zoals gezegd werd ik super gastvrij ontvangen. Andy en de jongens die bij Sama Sama werken, staan er altijd voor je klaar. Ze maken allemaal een praatje en alle gasten worden betrokken. Iedereen eet ’s avonds in het bijbehorende restaurantje. Daarna werd er vaak gejammed, meerdere keren werd er een vuurtje gemaakt en als hoogtepunt organiseerde het personeel zelfs een feestje toen een van de gasten zijn vriendin bij Sama Sama ten huwelijk had gevraagd. Need I say more?

Meestal ben ik niet zo van de gidsen, en meer van het zelf ontdekken, maar in Tetebatu heb ik me werkelijk overal naartoe laten gidsen en heb ik het volledige aanbod aan tripjes van Sama Sama benut. En dat beviel me eerlijk gezegd uitstekend. Het voordeel van een gids is dat hij precies weet waar je moet zijn en ik ben dan ook op plekken gekomen waar ik in mijn eentje echt niet terecht was gekomen. Met Jusi heb ik de rijstvelden van Tetebatu ontdekt en ondertussen wees hij me alle kruiden en fruitbomen aan. Nootmuskaat en vanille bijvoorbeeld had ik echt niet zonder hem gevonden. De verstopte rijstvelden zelf ook niet trouwens. Ik kreeg er geen genoeg van. En toen er ook nog ineens een hele bups schoolkinderen over de paden uitwaaierde, was het plaatje helemaal compleet. Verder kwamen we nog langs twee watervallen die ik voor mezelf had, hebben we black monkey’s gespot in de Monkey Forest en heb ik voor het eerst het stinkende fruit durian gegeten.

De tweede trip die ik met Jusi deed was handwerk dorpjes afgaan waar ze respectievelijk sarongs zaten te weven, potten zaten te bakken en bamboe zaten te vlechten. Dus ik heb mijn backpack maar even volgeladen. Het plan was dat ik de dag erna met Marcus, die zich weer bij mij voegde in Tetebatu, een berg zou beklimmen naast de vulkaan Rinjani. De Rinjani zelf kan sowieso niet beklommen worden in het regenseizoen en is bovendien nog steeds dicht sinds de aardbeving in 2018. Dat regenseizoen liet echter de dag van tevoren even goed van zich blijken, want de regen kwam aan een stuk door met bakken uit de hemel. Een berg beklimmen de volgende dag leek ineens niet meer zo’n goed plan. Dus hebben we in plaats daarvan de volgende dag watervallen bezocht, met een wolkvrije blauwe lucht uiteraard, zal je altijd zien.

De dag erna vertrokken we naar de Secret Islands ten oosten van Lombok, als alternatief voor de berg beklimmen. Deze trip bestond uit snorkelen, door mangroves varen, het bezoeken van een mini zandeilandje en kamperen op Gili Kondo. Dat klinkt allemaal idyllisch en dat was het tot op zekere hoogte ook, maar dan komen we weer op het onderwerp plastic. Dat zandeilandje was zo’n vijftig vierkante meter en ik wist niet hoe snel ik er moest komen toen we aanmeerden. Maar toen ik er eenmaal was, schrok ik van de hoeveelheid plastic die er aangespoeld was. Dus heb ik de kleinste beach clean-up ooit georganiseerd, met een volle zak plastic als resultaat.

Are we going to camp here?’, vroeg ik aan Andy. ‘Eh yes.’ Dat vond ik echt even slikken.

Ook toen we bij Gili Kondo aankwamen en ik zag waar we onze tent neer gingen zetten, vertrok mijn gezicht. ‘Are we going to camp here?’, vroeg ik aan Andy. ‘Eh yes.’ Dat vond ik echt even slikken. Werkelijk overal lag plastic. Gili Kondo is een onbewoond eiland, maar er bevindt zich wel een winkeltje waar je allerlei etenswaar kunt kopen…in plastic. We hebben onze kampeerplek een beetje aangeveegd, maar de zon ging al gauw onder dus heb ik het daarbij gelaten. In het donker kon ik gelukkig wel gewoon genieten van het kampvuur, het heerlijke eten van de kapitein en het snorkelen met plankton.      

De volgende ochtend kon ik het echter niet meer aanzien en heb ik samen met Marcus zo’n honderd meter strand helemaal leeg getrokken van plastic. Hoewel het een beetje dweilen met de kranen open is en het plastic vervolgens waarschijnlijk is verbrand, heel misschien heeft onze actie ook een signaal afgegeven bij de eigenaar van het winkeltje of de vissers die luierend naar die twee gekke witte plastic-rapers zaten te kijken. Het heeft mij in ieder geval weer doen beseffen dat we echt een groot probleem hebben als het op plastic aankomt, en ik nog beter mijn best ga doen om het zoveel mogelijk te verbannen uit mijn leven. Iets met alle kleine beetjes…

Na de Secret Islands trip konden we het niet laten om alsnog die berg op te klimmen. Samen met nog twee Nederlandse jongens, een Zweed en een Amerikaanse, vier dragers/koks en twee gidsen begonnen we aan de tocht. Het was vooral naar het einde toe een behoorlijk klim, maar op een klein buitje na was het droog, en het verliep vrij soepel. We waren de enige groep die naar boven ging die dag, dus ook de enige op de kampeerplek. Op de een of andere manier had ik nog energie voor tien toen we aankwamen en heb ik, met wat hulp, een houten bankje gebouwd en een stenen stoel. En een beetje plastic geraapt, uiteraard.

Die energie had ik beter kunnen sparen voor de volgende ochtend, toen we op een onchristelijk tijdstip onze tent alweer uit moesten om nog verder de berg op te lopen. De avond ervoor had ik nog lachend gezegd dat het een makkie zou zijn, in de ochtend piepte ik wel anders. De tocht naar boven viel me ontzettend zwaar. Ik had moeite met ademen, dus moest om de haverklap stoppen. En dan kreeg ik weer een hongeraanval, dus moest ik stoppen om te eten. (Ik ben net een duracel konijntje, zonder eten kom ik dan ook echt niet verder). Het kwam erop neer dat de zon al langzaam op begon te komen terwijl ik er nog niet was. Opgeven is geen optie, dus uiteindelijk heb ik (al vloekend) de top gehaald. Mede dankzij gids Diyan, die niet van mijn zijde week op zijn sokken in teenslippers, gewikkeld in een sarong. De zon had zich voor de gelegenheid verstopt achter wolken en het was stervenskoud, dus we zijn met zijn allen tegen elkaar aan gekropen om even te genieten van het uitzicht.

De terugweg naar het kamp was eindeloos, maar er waren wel banana pancakes toen we daar aankwamen. Het langste stuk terug moest toen echter nog komen. En ook die tocht was voor mij helaas geen pretje. Ik voel me echt bejaard als ik dit zeg, maar ik heb nogal zwakke knieën. Deels opgelopen op een vulkaan in Nicaragua drie jaar geleden en deels gewoon ouderdom vrees ik (ha ha). Ik verging van de pijn terwijl we naar beneden liepen. Bij elke stap schoot er een pijnscheut door mijn knieën, dus ik ging op slakkentempo. Wederom met Diyan aan mijn zijde. Voor hem was de tocht misschien nog wel erger, want om mijn pijn te verzachten ging ik maar zingen, en dat moest hij dan dus weer aanhoren. Hakuna matata onder andere, wat hij overigens niet kende, waardoor ik me nog ouder voelde. Spoiler: eind goed al goed, ik heb het gehaald.

Met deze trip had ik toch echt wel het volledige aanbod van Sama Sama uitgespeeld, en was het tijd om, met pijn in mijn hart, afscheid te nemen van Tetebatu en door te reizen naar Kuta. Over Kuta zal (en kan) ik kort zijn. Veel mensen waren er lyrisch over, ik niet zo. Het is een klein dorpje met leuke eettentjes en veel surfers. Ik ben naar een paar stranden gescooterd die ik allemaal mwah vond (verwend nest), waar ofwel plastic lag, ofwel kinderen armbandjes probeerden te verkopen, ofwel vrouwen sarongs aan de vrouw probeerden te brengen. Ik vond het dus niet erg dat ik er maar twee dagen had, omdat ik een boottripje van vier dagen en drie nachten naar Flores had gereserveerd.

Als ik had geweten wat ik nu weet, had ik een stuk meer genoten van al die mensen in mijn aura.

Met bijna veertig man vertrokken we vanuit Lombok, waarvan het overgrote deel, waaronder ik, hutjemutje op het dek sliep. Als ik had geweten wat ik nu weet, had ik een stuk meer genoten van al die mensen in mijn aura, maar dat terzijde. Van tevoren was ik een beetje huiverig voor slapen op de boot, want het was mijn eerste keer. Bovendien was dit pas de tweede boot die ging in maanden, vanwege het regenseizoen, tevens een van de laatsten door corona, en kan de zee nog best ruig zijn in die tijd van het jaar. Dat was die af en toe ook wel, maar wonder boven wonder kon ik toch redelijk slapen. Ik was wel elke ochtend om zes uur al wakker, waarna ik op het dek ging zitten op de uitkijk voor dolfijnen, gezien die de eerste ochtend in grote getale in de buurt van de boot zwommen.

Het was heel bijzonder om met deze club mensen die overal en nergens vandaan kwamen vier dagen op een boot te zitten. Niet iedereen vond de lange stukken varen zonder activiteitenprogramma even leuk, maar ik vond het heerlijk om gewoon lekker op het dek te zitten, naar de eilandjes te staren, met mensen te kletsen of een boek te lezen. Er was natuurlijk wel iets van een activiteitenprogramma, en die bestond vooral uit snorkelen. Verder hebben we een waterval bezocht, een heuvel beklommen met prachtig uitzicht en de bekende komodo-dragons opgezocht. De boot zelf was verre van luxe, maar daar had ik me ook niet veel bij voorgesteld, en de communicatie-skills van de gids waren in en inslecht. Wat onder andere een heel raar (afwezig) afscheid bij aankomst in Labuan Bajo als gevolg had. Maar dat kan ook komen doordat we over twee andere grote boten heen moest klimmen en over kleine plankjes daartussen moesten lopen met onze backpacks. Terwijl we werden toegeroepen door taxichauffeurs.

Gelukkig is Labuan Bajo klein, en kwam ik de meeste mensen later nog wel tegen. Met twee meiden van de boot heb ik bijvoorbeeld nog een duiktrip gemaakt. En wauw, dit was wel echt de beste plek waar ik ooit heb gedoken. Het koraal is nog intact en kleurrijk en de vissen zijn er allemaal drie keer zo groot als op andere plekken. Ik kon er echt niet over uit hoe mooi het allemaal was, en we kregen als toetje ook nog een paar enorme manta rays te zien. Ook heb ik nog met wat mensen van de boot de grot Rangko bezocht. Lekker dobberen in het heldere water van de grot na een scooter- en boottochtje, en daarna de laatste keer strand. Want na vijf dagen Labuan Bajo, vloog ik alweer naar Jakarta, vanwaar ik weer terug naar Nederland vloog. Hoe dat thuiskomen was in deze rare periode, heb ik al beschreven in mijn vorige post.

Het moge duidelijk zijn, ik ben gek op Indonesië, zowel de natuur als de mensen. En het eten natuurlijk, niet te vergeten. Ik weet niet wanneer, maar wat ik wel zeker weet, is dat ik er ooit terugga. Mocht je ook die kant op willen gaan – als het weer kan – en je wilt avontuur, cultuur en lieve mensen, ga dan naar Java en Lombok, en Tetebatu in het bijzonder. Je zult er geen spijt van krijgen. Sama sama, graag gedaan!

1 Comment

  1. Mem mei 17, 2020 at 7:14 pm

    Wat een prachtig verhaal weer Jildau,
    gr. Mem