LA COMIDA Y EL TRANSPORTE

Eten en vervoer. Daar krijg ik nog wel wat vragen over sinds ik hier ben. Of het eten wel lekker is, en hoe ik me verplaats. Daarnaast zijn dat 2 van de 4 dingen waar je je als reiziger veel mee bezig houdt. Hoe kom ik van A naar B, wat zal ik eten en waar. De andere 2 zijn slapen en toiletgebruik. (Daar zal ik verder niet over uitweiden. Jullie zitten vast niet te wachten op details zoals dat je hier wc-papier niet de in de wc mag gooien, maar in een prullenbakje naast de wc). Eten en vervoer dus. Het Chileense eten is niet echt om over naar huis te schrijven, dus tot zover mijn blog. Nee, het Chileense voedsel heeft mij niet echt voor zich kunnen winnen. Dat ik geen vlees eet, maakt het er in vleesetend Zuid-Amerika natuurlijk niet echt makkelijker op. Chilenen schijnen nogal van vet en suiker te houden, veel mensen zijn hier ook best mollig. Meestal kook ik dan ook voor mezelf in het hostel, of de 3 weken in het zuiden van Chili met Sarah. Maar dat maakt het nog niet per se makkelijk. Sommige producten zijn hier niet te vinden en in de grootste supermarkten is soms een product als aardappelen geheel afwezig.

Het transport schijnt voor Zuid-Amerikaanse begrippen nog goed te zijn, maar is af en toe wel wat onduidelijk. Dan heb ik het met name over het transport in de steden zelf. Er zijn zo hier en daar wel bushaltes, maar als je gewoon aan de kant van de weg gaat staan en je hand opsteekt, heb je zelf een bushalte gecreëerd. Ook wel weer makkelijk. Met uitstappen is dat dan weer verwarrend, want hoe weet je wanneer je moet uitstappen? Dat kan ook overal lijkt het, maar zonder stopknoppen in de bus was het eerst wel even uitvogelen hoe dat dan werkt (gewoon roepen). De bussen tussen de grote steden zijn over het algemeen comfortabel en hebben een goede service. Soms word je zelfs door de busbediende ingestopt met een dekentje.  Wat dan wel weer jammer was op mijn 23 uur durende busreis van Santiago naar San Pedro de Atacama (ik had er daarvoor al een 10 uur durende busrit vanaf Pucon opzitten), was dat we tot 2 x toe sandwiches kregen met ham. Juist. Ze hadden niks voor mij.

Met zo’n 15 man werden we op een karretje gedirigeerd, waarna deze door een visser van het strand het water in werd geduwd opdat wij toeristen geen natte voetjes zouden krijgen.

Over het algemeen vervoer ik mij dus in bussen hier in Chili. Om de pinguïns bij Chiloe eiland te zien, moesten we echter in een bootje. Om in dat bootje te komen, moesten we in een vervoersmiddel dat nieuw was voor mij. Met zo´n 15 man werden we op een karretje gedirigeerd, waarna deze door een visser van het strand het water in werd geduwd opdat wij toeristen geen natte voetjes zouden krijgen. Op Chiloe hoor je vis te eten. En dus hadden Sarah en ik onszelf vis beloofd in Castro. Op aanraden van de Lonely Planet gingen we naar een restaurantje dat eigenlijk iets te duur was. Voor Chileense begrippen was het een soort van chique denk ik. Sarah had een enorm bord vol met mosselen, andersoortige schelpen en 1 verdwaalde worst (?). Ik had vis besteld, en gezien daar niks bij zat, ook friet. De vis zwom in een centimeter boter, en de friet dus ook. Na 5 happen zaten we beide vol en het daarop volgende uur verliep nogal lacherig omdat we toch nog probeerden onze borden leeg te eten zonder te ontploffen. Daar kwam ook nog eens bij dat een Amerikaans stel, waarvan de vrouw aan alle kanten verbouwd was, een gesprek met ons probeerde te voeren, waarbij de vrouw moeite had haar opgespoten lippen in de gewenste positie te behouden. Daar kan ik geen gesprek mee voeren, dus ik concentreerde me vooral op mijn boter met vis. Over het algemeen koken we dus liever in het hostel. We eten vooral heel veel avocado´s, want die zijn hier rijkelijk aanwezig, goedkoop en vooral erg rijp en lekker.

Naast bussen, heb ik ook 2 keer het vliegtuig genomen. De vorige keer schreef ik al dat het onmogelijk leek om naar het zuiden te komen met bussen, zonder weken van tevoren te reserveren. Dus we hebben toch maar voor de makkelijke weg gekozen. Eigenlijk ook wel zo fijn om in plaats van 36 uur in een bus, maar 2 uur in het vliegtuig te zitten. (En dan alsnog 6,5 uur in een bus, maar dat vergeet ik voor het gemak even). Deze tocht naar het zuiden was nodig om me aan de meeste authentieke vorm van vervoer te wagen: te voet. In Nationaal Park Torres del Paine heb ik 5 dagen met een backpack rondgesjouwd en gekampeerd. Bij deze vorm van vervoer hoorde ook de meest karige vorm van voedsel. Na 2,5 dag op havermout in heet water (ugh), noten, volkorenkoekjes, gedroogd fruit en rijst, begon ik al hevig te verlangen naar vis met friet in een centimeter boter. Na 3,5 dag kwamen we bij een camping met minimarket: een yoghurtje heeft nog nooit zo lekker gesmaakt! Het hiken met backpack was best afzien. Gezien ik al een zere rug krijg als ik een sjaal om heb (nu overdrijf ik), had vooral mijn rug het zwaar te verduren. De eerste 2 dagen hadden we fantastisch weer, zonnig en warm. Bij Torres del Paine moet je overal op voorbereid zijn, dus al die lagen warme kleding die ik mee had, mochten ook nog in de backpack, wat het natuurlijk nog zwaarder maakte. Maar ´s avonds en ´s ochtends was ik dan weer blij dat ik het mee had.

We hebben de W-route gelopen, van oost naar west. Dat betekent dat we de eerste dag bij de Torres aankwamen, de torens. Dit is HET beeld dat ik had van Torres del Paine, dus heel bijzonder om het eindelijk in het echt te zien. Gelukkig hoefden we het laatste uur niet met backpack te lopen, we hebben onze tent opgezet en konden een stuk lichter het laatste stuk naar boven klauteren. Omdat het zo’n makkelijk stuk wandelen was (ahum), deden we dat de volgende ochtend in alle vroegte nog eens over om de zonsopgang daar te zien. Ik dacht dat ik er nooit ging aankomen en dat ik doodging, want ik had nog niet ontbeten en kwam totaal niet vooruit, ook nog eens met de kilometers van de vorige dag in de benen. Maar na een mueslireep (nog zo´n vorm van droogvoer) en de eerste straaltjes zonlicht, lukte het me toch. En wauw, we waren precies op tijd om de Torres feloranje te zien kleuren.

Deze dag waren het vooral mijn voeten die aan het eind van de dag niet meer konden. Het laatste stuk was meer strompelen dan lopen. Gelukkig konden we onszelf trakteren op rijst in aspergesaus met walnoten.

Dag 2 was best heftig. Afgezien van het zonsopgang gedeelte, was het de hele dag met backpack lopen. In de felle zon, maar wel met prachtige uitzichten op valleien, blauwe meren, besneeuwde bergtoppen, etc. Van mijn rug was aan het eind van de dag niks meer over. Dag 3 hoefden we gelukkig maar 2 uur met backpack te lopen, en daarna tent opgezet en naar een uitzichtpunt geklommen. Was soms letterlijk klimmen, maar wederom prachtige omgeving: naast een rivier, gletsjer, door mooie groene bossen, door rare dode bossen, met als eindpunt een panorama uitzicht op rotsen en bergen. Deze dag waren het vooral mijn voeten die aan het eind van de dag niet meer konden. Het laatste stuk was meer strompelen dan lopen. Gelukkig konden we onszelf trakteren op rijst in aspergesaus met walnoten. Dag 4 begon heel voorspoedig, we hadden een goed tempo en na 2 uur kon ik yoghurt eten, dus had ik het gevoel dat ik er weer helemaal tegenaan kon. De tocht naar de laatste kampeerplek was echter behoorlijk heftig. Veel omhoog lopen, veel rotsachtig wandelpad, af en toe heel steil, en op een gegeven moment ook behoorlijk wat wind. Maar dan zie je ineens de Grey Gletsjer, en dat is wederom een fantastisch uitzicht. Het laatste stuk was wederom gestrompel, gepaard met een hoop binnensmonds gevloek, maar ik heb het gehaald. Na de tent opgezet te hebben en een tijdje met de voetjes in de lucht gelegen te hebben kon ik de wandeling naar het uitzichtpunt op de Grey Gletsjer aan. Ik heb daar een mooi rustig plekje in de zon gezocht en heb nu eindelijk eens echt genoten van het uitzicht, zonder meteen na 10-15 minuten weer verder te hoeven. Sarah wilde toch verder, en is nog naar een ander uitzichtpunt gelopen. Ik vond het goed zo, en heb 1,5 uur van het uitzicht, de zon en muziek genoten.

De laatst dag moesten we de barre tocht van de vorige dag terug, met nu nog meer wind, maar we waren wel bijna een uur sneller dan de vorige dag. Mijn motivatie was vooral dat ik weer yoghurtjes kon eten op het punt waar de boot ons op zou pikken, die ons terug zou varen naar het beginpunt. De boottocht en daaropvolgende bustocht terug waren ook supermooi. Omdat we de W-route omgekeerd hadden gelopen, zagen we nu in een soort korte samenvatting op afstand de route die we hadden afgelegd (in plaats van dat je dat allemaal al ziet voordat je de W-route gaat lopen). Wat een bijzondere ervaring was dit en een fantastische omgeving!

Op dag 3 waren Sarah en ik al begonnen met het hallucineren over onze feestmaaltijd die we zouden klaarmaken bij terugkomst in Puerto Natales: een salade en aardappels uit de oven met sweet chili saus. Sweet chili saus hebben ze niet in Chili (raar), dus we moesten noodgedwongen mayonaise eten bij onze aardappelschijfjes (die te hard waren omdat we niet langer konden wachten). Bij de salade hadden we een dressing gekocht, die bij nadere inspectie alleen bleek te bestaan uit mayonaise met citroensap. Dit was dus ter variatie op al het droogvoer een “lekkere” vette maaltijd.

Toen ik vertrok uit het hostel, kwam ik erachter dat mijn klok een uur terug was gezet. De huidige president heeft zomer-wintertijd echter afgeschaft, wat betekende dat mijn bus er al vandoor was. Zonder mij.

Na Torres del Paine een aantal dagen bijgekomen in Puerto Natales, en gewacht op mijn vlucht terug naar Puerto Montt. Toen ik vertrok uit het hostel, kwam ik erachter dat mijn klok een uur terug was gezet. De huidige president heeft zomer-wintertijd echter afgeschaft, wat betekende dat mijn bus er al vandoor was. Zonder mij. Alle andere bussen naar het vliegveld die mij nog op tijd konden afleveren, zaten vol. Gelukkig wilde 1 vrouw naar mijn smeekbedes luisteren, en vroeg de buschauffeur of ik misschien toch nog mee kon. De beste man was mij goed gezind, en ik mocht mee! Waarschijnlijk waren er meer mensen met mijn klokprobleem, want ik heb gewoon de hele weg kunnen zitten. Aangekomen in Puerto Montt kwam bus-probleem nummer 2. Ik wilde direct door naar Pucon, maar de enige bus zat ook vol. Na bij alle loketten gevraagd te hebben of ze naar Pucon gingen of ergens daar in de buurt, besloot ik me maar weer tot de buschauffeur te richten, in mijn allercharmanste Spaans. Het leuke daaraan is dat ik inmiddels wel kan vertellen wat ik wil, maar vervolgens niks snap van het antwoord dat ik erop krijg. Wonder boven wonder werkte mijn tactiek, en de beste man had ineens toch een plaatsje in de bus.

In Pucon was het weer helaas een stuk slechter dan de vorige keer dat ik er was, dus uiteindelijk minder gedaan dan gehoopt. Wel een aantal keer gefietst, die vorm van transport had ik al een tijdje niet meer beoefend. Het blijft een prachtige omgeving, met natuurlijk als hoogtepunt de vulkaan die ik de vorige keer heb beklommen. En daarbij waren alle Chileense toeristen nu weg, dus het dorpje zelf was lekker rustig. Na Pucon werd het echter tijd om naar het noorden af te reizen. Deze keer werd het toch wel een busrit van in totaal 33 uur, met een benenstrektijd van 4 uur in Santiago. En wow, dan zit je ook wel ineens in een andere omgeving: de woestijn. Bestemming San Pedro de Atacama.

San Pedro ligt ruim 2000 meter boven zeeniveau, dus dat voelde ik de eerste dag wel even. Het helpt dan natuurlijk ook niet dat het bloedjeheet is hier. Lekker rustig tempo dus, en dat kan prima in dit hostel met enorme tuin, hangmat, chill-hoekjes, etc. Wel meteen 2 tours geboekt. De eerste was Valle de la Luna, een tour naar de Death Valley, een soort grot en dus de Valle de la Luna, vanaf waar we konden kijken naar de zonsondergang en de (volle) maanopkomst. Vooral die laatste was erg bijzonder. De volgende dag (vandaag) mocht ik vroeg uit de veren, want om 4 uur ´s ochtends werd ik opgepikt. Op naar de El Tatio Geysers. Met de lekkere temperatuur van -15 graden, op een hoogte van 4200 meter stonden we versuft naar de stoom te kijken die er uit de geisers kwam. Na een rondje lopen kwamen we bij een kokend water gat (dat heeft vast een officiële naam, maar het was vroeg). Daarin lagen pakken chocolademelk en een zak met eieren. Tijd voor ontbijt. Lekker warme chocolademelk gedronken, en de eieren heb ik bewaard om mijn handen aan op te warmen. Daarna hadden we de mogelijkheid om in een soort van hotpool te zwemmen. Klinkt natuurlijk heel aantrekkelijk als je het koud hebt, maar de kleren moeten wel uit, en nog erger, je moet zelf dat bad op een gegeven moment ook weer uit. Toch gedaan. Ja, als je er dan toch bent. Gek genoeg was het erin gaan erger dan eruit. De zon kwam net op toen ik het bad uit klom, dus die hield me wel een soort van warm terwijl ik me zo snel mogelijk weer in mijn uienoutfit wurmde (laagjes). Wel blij toen we uiteindelijk weer in het warme San Pedro waren, want inmiddels ook wel hoofdpijn van de hoogte.

Dat wordt nog wat, want morgen vertrek ik op een 3-daagse tour naar Uyuni in Bolivia, waarbij we hoger dan 5000 meter komen. Nou ja, ik heb in ieder geval geoefend. Ik ben erg benieuwd naar het voedsel in Bolivia (sommige mensen zeggen dat iedereen in ieder geval 1 x een voedselvergiftiging krijgt daar) en iets minder benieuwd naar het vervoer (schijnt nogal hels te kunnen zijn, met veel onverharde wegen). Ik geef me er maar weer aan over, want bovenal schijnt Bolivia een fantastisch land te zijn, wat je terugbrengt in de tijd en met wederom een divers en overweldigend landschap. En ook niet onbelangrijk, ze schijnen er makkelijker en langzamer Spaans te spreken. Tot zover!